Statutaire regeling van de winstbestemming
De bestemming van het resultaat is geregeld in artikel 39 van de statuten:
39.1 De Raad van Bestuur bepaalt, onder goedkeuring van de Raad van Commissarissen, welk deel van de winst, zoals blijkt uit de vastgestelde - jaarrekening, wordt gereserveerd; het daarna overblijvende gedeelte van de winst staat ter vrije beschikking van de algemene vergadering.
39.2 De vennootschap kan aan de aandeelhouders en andere gerechtigden tot de voor uitkering vatbare winst slechts uitkeringen doen voor zover het eigen vermogen van de vennootschap groter is dan het bedrag van het gestorte en opgevraagde deel van het kapitaal van de vennootschap, vermeerderd met de reserves die krachtens de wet moeten worden aangehouden.
39.3 Uitkering van winst geschiedt na de vaststelling van de jaarrekening waaruit blijkt dat zij geoorloofd is.
39.4 De algemene vergadering kan, doch slechts op voorstel van de Raad van Bestuur dat is goedgekeurd door de Raad van Commissarissen, besluiten tot het doen van tussentijdse (winst-)uitkeringen indien aan het vereiste van lid 2 is voldaan blijkens een tussentijdse vermogensopstelling.
39.5 Op door de vennootschap gehouden aandelen in haar kapitaal of certificaten daarvan vindt geen uitkering ten behoeve van de vennootschap plaats.
39.6 Bij de berekening van de winstverdeling tellen de aandelen of certificaten van aandelen, waarop ingevolge het in lid 4 van dit artikel bepaalde geen uitkering ten behoeve van de vennootschap plaatsvindt, niet mee. De vordering tot uitkering verjaart door een tijdsverloop van vijf jaren te rekenen vanaf de dag van betaalbaarstelling.