Toelichting op de geconsolideerde balans en winst-en-verliesrekening

Algemeen

Op grond van Boek 2 Titel 9 van het Burgerlijk Wetboek, in het bijzonder afdeling 15, zijn de voor verzekeringsmaatschappijen geldende voorschriften voor de jaarrekening toegepast.

De financiële gegevens van de onderneming zijn in de geconsolideerde jaarrekening verwerkt. Alle bedragen in de jaarrekening zijn in duizenden euro’s vermeld, tenzij anders aangegeven.

De financiële gegevens van de onderneming zijn in de geconsolideerde jaarrekening verwerkt. Derhalve vermeldt de enkelvoudige winst-en-verliesrekening conform artikel 402 Boek 2 BW slechts het aandeel in het resultaat na belastingen van vennootschappen waarin wordt deelgenomen na belastingen en het resultaat na belastingen uit eigen bedrijfsuitoefening.

Activiteiten

Bovemij N.V. (KvK-nummer 10027450), gevestigd te Nijmegen, heeft drie hoofdactiviteiten, waarbij de activiteiten primair zijn gericht op de mobiliteitsbranche. Bovemij verzekert, financiert en verzorgt data-activiteiten voor mobiliteitsbedrijven en hun klanten.

Wijzigingen in grondslagen voor financiële verslaggeving

In 2020 heeft Bovemij het voorzieningenbeleid aangepast, zodat dit beter aansluit bij de grondslagen die onder Solvency II worden gebruikt en beter aansluit op hetgeen in de markt gebruikelijk is. In het oude voorzieningenbeleid wordt de toereikendheid van de technische voorzieningen in de jaarrekening, bestaande uit de technische voorzieningen voor niet-verdiende premies en lopende risico's, de technische voorzieningen voor te betalen schaden en de overige technische voorzieningen als geheel getoetst op basis van een op kwantielen gebaseerde methode met een onder- en bovengrens. Vanaf 2020 toetst Bovemij de toereikendheid van de technische voorzieningen op basis van de methodiek die onder Solvency II wordt voorgeschreven op basis van best-estimate plus een risicomarge die is gebaseerd op Bovemij specifieke parameters.

Vanaf 2020 toetst Bovemij de toereikendheid van de technische voorzieningen voor te betalen schaden en de overige technische voorzieningen separaat van de toereikendheid van de technische voorzieningen voor niet-verdiende premies en lopende risico's, waardoor onderlinge compensatie van eventuele tekorten tussen de verschillende onderdelen van de technische voorzieningen niet langer mogelijk is. De toereikendheid van de technische voorzieningen voor te betalen schaden en de overige technische voorzieningen wordt getoetst aan de hand van een boven- en ondergrens. De toereikendheid van de technische voorzieningen voor niet-verdiende premies en lopende risico's wordt enkel aan een ondergrens getoetst om te beoordelen of er geen verliezen op dit deel van de technische voorzieningen te verwachten zijn waarvoor een voorziening ontoereikende premies voor gevormd zou moeten worden.

De aanpassingen van het voorzieningenbeleid zorgen ervoor dat de methodiek beter aansluit bij hetgeen in de schadeverzekeringsmarkt gebruikelijk is en sluit tevens beter aan bij andere beleidsuitgangspunten binnen Bovemij.

De aanpassing van het voorzieningenbeleid heeft er daarnaast toe geleid dat het stelsel voor de waardering van de voorziening voor schadebehandelingskosten en het stelsel voor de waardering van de technische voorzieningen voor niet-verdiende premies en lopende risico's voor directe consumentenverzekeringen zijn aangepast. Deze wijzigingen resulteren in relevantere informatie, die beter aansluit bij de in de schadeverzekeringsmarkt gebruikelijke wijze om de financiële positie en prestaties te verantwoorden.

Binnen het oude voorzieningenbeleid berekent Bovemij de voorziening voor schadebehandelingskosten op basis van een vast percentage over de omvang van de technische voorzieningen voor te betalen schaden. In het nieuwe voorzieningenbeleid wordt de voorziening voor schadebehandelingskosten vastgesteld op basis van vereisten onder Solvency II, op basis van actuele schattingen van de verwachte toekomstige kosten voor schadebehandeling. De voorziening voor schadebehandelingskosten is tot en met 2019 getoetst binnen het geheel van de technische voorzieningen, waarbij aanpassing van dit percentage enkel zou plaatsvinden indien de toereikendheid van het geheel van de technische voorzieningen buiten de bandbreedte op basis van de gewenste kwantielen zou uitkomen. Vanaf 2020 toetst Bovemij jaarlijks de passendheid van de assumpties waarop de technische voorzieningen in de jaarrekening gebaseerd zijn en past het deze assumpties aan indien deze materieel afwijken van de laatst vastgestelde assumptie. Bij de toetsing van de passendheid voor de assumpties waarop de voorziening voor schadebehandelingskosten wordt gewaardeerd, heeft Bovemij het percentage aangepast naar het actuele percentage over het boekjaar 2020 en dit als onderdeel van het gewijzigde stelsel voor de waardering van de technische voorzieningen, in 2020 gewijzigd.

Als onderdeel van het oude voorzieningenbeleid, maakte Bovemij bij directe consumentenverzekeringen op dag één een gedeelte van twaalf procent van de premie direct verdiend. Dit was oorspronkelijk benodigd om de initiële kosten van een polis te dekken. Met deze wijze van het waarderen van de technische voorzieningen voor niet-verdiende premies en lopende risico's, week Bovemij af van hetgeen gebruikelijk is in de schadeverzekeringsmarkt waar premies doorgaans volledig naar rato van de verstreken looptijd van de polissen, verdiend worden gemaakt. Daarnaast sluit deze nieuwe methode beter aan bij het verloop van de kosten gedurende de looptijd van de polis. Om deze reden heeft Bovemij besloten om het stelsel waarop de premie bij directe consumentenverzekeringen verdiend wordt gemaakt, te wijzigen naar het stelsel dat in de schadeverzekeringsmarkt gebruikelijk is en zodoende niet langer een gedeelte van de premie direct verdiend te maken, maar deze volledig naar rato van het verstreken gedeelte van de looptijd van de polissen verdiend te maken.

Volgend uit artikel 2:363 lid 5 BW, heeft Bovemij bij het doorvoeren van de stelselwijziging, ten behoeve van de vergelijkbaarheid, de vergelijkende cijfers van het voorgaande boekjaar alsmede de cijfers in het meerjarenoverzicht van de kerncijfers aangepast naar het nieuwe stelsel. In onderstaande tabel zijn de wijzigingen gepresenteerd die in de vergelijkende cijfers van het boekjaar 2019 in de jaarrekening van 2020 zijn doorgevoerd, ten opzichte van de bedragen opgenomen in de jaarrekening over het boekjaar 2019.

Effect stelselwijziging

(in duizenden euro's)

Gerapporteerd in jaarrekening 2019 voor stelselwijziging

Aanpassing in verband met stelselwijziging

Gerapporteerd vergelijkende cijfers 2019 in jaarrekening 2020 na stelselwijziging

    

Balans activa

   

Overige vorderingen (te vorderen VPB)

29.187

5.579

34.766

    

Balans passiva

   

Groepsvermogen

199.040

-16.738

182.302

Technische voorzieningen voor niet-verdiende premies en lopende risico's - Bruto

120.106

13.881

133.987

Overige technische voorzieningen

9.489

8.436

17.925

    

Winst-en-verliesrekening

   

Wijziging technische voorzieningen voor niet-verdiende premies en lopende risico's - Bruto

-4.276

-1.481

-5.757

Belastingen

-9.998

370

-9.628

Resultaat na belastingen

32.244

-1.111

31.133

Daar waar relevant zijn de vergelijkende cijfers in de toelichtingen ook aangepast voor de effecten van de stelselwijzigingen.

De stelselwijzigingen leiden in boekjaar 2020 tot een lager resultaat na belastingen van € 1.695.000,- en het negatieve effect op groepsvermogen per 31 december 2020 bedraagt € 18.433.000,-. Mede gelet op de aard van de stelselwijziging kan er geen indicatie worden bepaald van de mogelijke impact van de stelselwijziging op volgende boekjaren.

Presentatiewijzigingen

De in deze jaarrekening ter vergelijking opgenomen cijfers over 2019 zijn, waar nodig, ten behoeve van het inzicht geherrubriceerd.

In de jaarrekening van 2020 hebben geen presentatiewijzigingen plaatsgevonden ten opzichte van voorgaand jaar.

Bij een aantal posten in de balans en winst-en-verliesrekening staat een genummerde verwijzing naar de overeenkomstig genummerde toelichtingen elders in de jaarrekening.

Gebruik van schattingen en veronderstellingen

De opstelling van de jaarrekening vereist dat Bovemij schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de gerapporteerde activa en verplichtingen en de gerapporteerde baten en lasten voor de verslagperiode. De belangrijkste schattingen betreffen het vaststellen van de [1] verzekeringstechnische voorzieningen, [2] waardering van beleggingen en [3] vorderingen uit hoofde van financial lease.

De situaties worden hierbij beoordeeld op basis van beschikbare financiële informatie, marktgegevens, ervaring en andere factoren die onder de gegeven omstandigheden als redelijk worden beschouwd. Hoewel deze schattingen met betrekking tot actuele gebeurtenissen naar beste weten van het management worden gemaakt, bestaat de mogelijkheid dat de feitelijke uitkomsten afwijken van de schattingen. Om dit risico te minimaliseren worden de schattingen en onderliggende veronderstellingen jaarlijks beoordeeld en waar nodig herzien. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in de toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Voor de gehanteerde methodiek en aannames bij het vaststellen van de verzekeringstechnische voorzieningen en de waardering van de financiële beleggingen wordt verwezen naar de paragrafen ‘Technische voorzieningen’,  ‘Beleggingen’ en 'vorderingen uit hoofde van financial lease' in de toelichting op de balans.

Schattingswijzigingen

In de jaarrekening van 2020 heeft ten opzichte van 2019 de volgende schattingswijzigingen plaatsgevonden:

  • Voor Bovemij Financieringsmaatschappij vormt het kredietrisico een belangrijk financieel risico. Het kredietrisico is het risico dat een kredietnemer of tegenpartij een financiële of andere contractuele verplichting niet nakomt. Het beleid is erop gericht dat deze positie niet in gevaar komt. Dit komt tot uiting in het gewijzigde acceptatiebeleid voor verstrekte financieringen en leidt tot beschikbare aanvullende zekerheden op het verstrekte krediet. Het beleid is dat vorderingen met een achterstand groter dan negentig dagen of een continue karakter wordt voorzien. De hoogte van de voorziening wordt uiteindelijk bepaald door het saldo van de contractwaarden, de achtergestelde lening en de debiteurenstand op te nemen. De waarde van de contracten is gebaseerd op het onderliggende contract. Bij een negatief saldo wordt de voorziening genomen. Op basis van gegronde argumentatie, professional judgement, is het mogelijk af te wijken van het beleid. Het gewijzigde beleid leidt niet tot een materieel ander inzicht en uitkomst.